Tijdens de avondmis van Witte Donderdag vindt de voetwassing plaats. Van zes parochianen wast bisschop Liesen de voeten. De bisschop legt daarvoor het kazuifel af en gaat, in navolging van Christus, door de knieën om met een nederig gebaar een teken van naastenliefde te stellen.
Het is passend dat deze voetwassing op Witte Donderdag plaatsvindt, de dag waarop we ook de instelling van de Eucharistie vieren. Johan te Velde legde dat onlangs zo uit tijdens een lezing voor het Centrum voor Parochiespiritualiteit:
Het feit dat het Johannesevangelie bij het laatste avondmaal geen instellingsverhaal vertelt, maar in plaats daarvan de voetwassing van de leerlingen door Jezus (Joh. 13, 1-20), heeft vele exegeten aan het denken gezet. Wat wil Johannes hiermee zeggen? Zijn visie op de eucharistie heeft hij misschien in Johannes 6 willen verwoorden, aansluitend aan het verhaal van de broodvermenigvuldiging en de manna-uitleg. Waarom legt Johannes dan op die laatste avond het accent op dit gebaar van Jezus van nederigheid en dienstbaarheid? Misschien dat in een bepaald opzicht eucharistie en voetwassing hetzelfde willen zeggen. In beide gevallen geeft Jezus zichzelf middels een symbolisch gebaar. Men kan ook dit, net als de eucharistie, een profetisch teken noemen, een verkondiging middels een gebaar, dat vervolgens dan besproken en uitgelegd wordt. In het ene gaat het om reinigen, in het andere om voeden. Beide zijn beelden van het heil van Godswege dat Jezus is komen brengen. In beide gaat het ook om een gebaar dat nagevolgd moet worden (‘ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat Gij zoudt doen zoals ik u gedaan heb’ en ‘blijf dit doen om mij te gedenken’).
De communio die Jezus hier voorstelt is ten eerste een gemeenschap met Hem (‘als gij u niet door mij laat wassen, kunt gij mijn deelgenoot niet zijn’) en vervolgens in Hem een gemeenschap met elkaar (wij ontvangen zijn lichaam en we zijn zijn lichaam). De nadruk bij Johannes ligt sterk op het ‘doen zoals ik u heb voorgedaan’. In feite komt dit nog eens naar voren een stukje verderop, Joh. 13, 34-35, waar Jezus zijn leerlingen een nieuw gebod voorhoudt, namelijk elkaar beminnen. ‘Zoals Ik u heb liefgehad, zo moet ook Gij elkaar liefhebben’. Deze dienstbaarheid beperkt zich natuurlijk niet tot de leden van de geloofsgemeenschap. Moeder Teresa heeft sterk benadrukt dat wij dezelfde Christus, die wij in de eucharistie ontvangen en eren, ook in de armen ontmoeten en mogen dienen. Communie vraagt en veronderstelt solidariteit met en dienstbaarheid aan de armen.
(Johan te Velde osb, ‘De grondstructuur van de eucharistie’. Lezing voor het Centrum voor Parochiespiritualiteit, 22 maart 2018)